Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 12-01-2018

Atlas (gebergte)

betekenis & definitie

Het gebergte van dien naam, in het noordwestelijk gedeelte van Afrika gelegen, was bij de Ouden de westelijke grens der bekende aarde. Zijn hooge, vaak benevelde sneeuwtop scheen inderdaad eene hemeltorschende zuil, en de daarmede verbondene sagen van Perseus en Hercules maakten de berigten omtrent dien berg zelfs nog in den tijd der Romeinen tot een mengsel van waarheid en verdichting. De Ouden verhalen van uitgestrekte wouden, kostelijke vruchtboomen, doodsche stilte, rondwarende geesten, vurige verschijnselen des nachts, wanneer zij melding maken van den Atlas. De Arabische aardrijkskundigen beschouwden den Atlas als een eiland, dat zich tegenover Andalusië verhief, terwijl zij aan zijne terrassen eene groote uitgebreidheid gaven.

Het Atlasgebergte loopt van de Kleine Syrte (Golf van Sidra), dus van Tunis door Algérië naar Marocco, waar het zich tusschen Mogador en Agadir met steile wanden uit den Atlantischen Oceaan verheft. Kaap Ras Gbir is er zijn westelijkst punt. — Men verdeelt dat gebergte in den Hoogen Atlas, in het zuidwesten gelegen, in den Kleinen Atlas der noordelijke kust, en in de bergstreek van den Grooten Atlas. Het gebergte loopt ongeveer van het zuidoosten naar het noordwesten. De Hooge Atlas is met sneeuw bedekt en klimt in sommige toppen tot eene hoogte van 3300 Ned. el. Zijn oude naam is Dyris of Dara, en hij draagt ook wel dien van Dsjebel Telsj of Sneeuwberg. Hij verrijst digt achter de mildbesproeide landen van Fez en Marocco en men kan hem langs bergpassen ter hoogte van 1200 tot 1500 Ned. el boven zijn voet, -wegens zijne geringe breedte, zeer spoedig overschrijden, waarna men de steppen der Sahara bereikt. Het voornaamste rotsgevaarte bevindt zich ten zuiden van Marocco en is 3650 Ned. el hoog. Verder zuidwaarts vormen belangrijke uitloopen het landschap Goezoela, dat vele ertsen bevat. — Tusschen 13° en 14° O. L. wendt zich de hoofdketen noordwaarts en zij gaat op 33° N. B. over in de Sahab el Marga, eene uitgebreide, dorre hoogvlakte, door boschrijke bergen omgeven. De geheele Atlas van Marocco is een woest gebergte, dat ten zuiden met steile wanden aan de Sahara met hare vruchtbare oasen grenst. In Algérië behooren de Dsjebel Gada (1700 Ned. el) en de Aurasbergen (1760 Ned. el) tot zijne voornaamste toppen, terwijl hij zich in Kaap Bon (Ras Addar) aan de Middellandsche zee tot eene hoogte van 2300 Ned. el verheft.

Voorts heeft hij in Tunis en Algérië talrijke vertakkingen. De Franschen geven in laatstgenoemd gewest aan de kustketen den naam van Kleinen Atlas, terwijl zij eene daarmede meer zuidwaarts evenwijdig loopende keten met dien van Grooten Atlas bestempelen. Talrijke wadi’s of rivieren dalen er van de besneeuwde toppen, om zich naar de Middellandsche zee te spoeden, of zich in de zoute meren van het zuiden of in de barre zandvlakten te verliezen. Aan zijn zuidelijken voet vindt men Biledulgerid of “Het land der werpspietsen” met eene menigte dadelboomen. De Kleine Atlas verrijst in het westen bij Tanger en Ceuta en draagt verder oostwaarts den naam van Rif (Kustland), en in Algérië dien van Sabel (Zeezoom). In Marocco bestaat hij uit onderscheidene ketens, wier aanzienlijkste top 1000 Ned. el hoog is. Vooral in het oosten van Algérië wordt deze bergstreek wild en woest. Hij bestaat er uit een zwarten, poreusen zandsteen vol kloven en grotten, die er aan de kust der zee door den golfslag zijn uitgebrokkeld, terwijl de ijzerhoudende aderen weerstand bleven bieden. Ten zuiden van den Kleinen Atlas ligt eene landstreek, die van den Atlantischen oceaan door Marocco, Algérië en Tunis voortloopt en ten zuiden door eene tweede bergketen wordt begrensd. Aan den noordelijken voet vindt men hier en daar vruchtbare vlakten, zooals die van Oran, Arzen, Metidsja (bij Algiers), die bij Bona, Philippeville enz. Voor ’t overige is dit gebergte langs de kust der Middellandsche zee op onderscheidene plaatsen onder afzonderlijke namen bekend.

Volgens de jongste beschrijvingen—vooral volgens die van Gerhard Rohlfs, die in 1864 den Hoogen Atlas bezocht — is dit gebergte aanzienlijker dan men tot nu toe meende. Genoemde reiziger althans spreekt van sneeuwtoppen, die 4000 tot 4500 Ned. el hoog moeten zijn.

< >