Aschersleben, de hoofdplaats van het oude graafschap Ascanië en thans van een arrondissement in de Pruissische provincie Saksen, is gelegen aan de Eine, die niet ver van daar in de Wipper valt, omstreeks 7 geogr. mijlen ten zuiden van Maagdenburg. Er zijn 5 Evangélische kerken, eene R. Katholieke kapél, eene synagoge, eene hoogere burgerschool, 2 hospitalen en omstreeks 13000 inwoners, die in handel, landbouw en fabrieken hun bestaan vinden. De stad is waarschijnlijk omstreeks het jaar 1100 gesticht.
Albrecht de Beer noemt zich meermalen graaf van Aschersleve. In 1175 werd zij verwoest door Hendrik de Leeuw en verviel aan diens oudsten zoon Hendrik 1, den stamvader van het vorstenhuis van Anhalt. Zijn zoon Hendrik II was de stamheer van de Ascherslebensche lijn van het huis van Anhalt, welke in 1315 uitstierf, waarop de stad met het graafschap is ingelijfd in het bisdom Halberstadt.
In 1572 werd er de Hervorming ingevoerd. Zij had vooral veel te lijden in den 30-jarigen oorlog en moest in dien tijd aan den keizerlijken bevelhebber Creboni eene oorlogsbelasting opbrengen van 70000 gulden. In 1642 maakten de Zweden zich meester van de stad, maar bij den vrede van Munster (1648) werd zij aan Brandenburg toegewezen. In 1808 huldigde zij den nieuwen Koning van Westfalen, maar in 1813 keerde zij terug onder de heerschappij van Pruissen.