Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Aretin

betekenis & definitie

Van het geslacht, hetwelk dezen naam draagt, vermelden wij:

Adam, vrijheer von Aretin, een degelijk regtsgeleerde en staatsman. Hij werd den 24sten Augustus 1769 te Ingolstadt geboren, bekleedde in Beijeren aanzienlijke waardigheden en was er het laatst afgevaardigde naar de Bondsvergadering te Frankfort aan de Main. Hij overleed den 16den Augustus 1822. Niet alleen was hij een ijverige voorstander der kunst, zoodat hij eene kostbare verzameling van schilderijen en etsen bijeenbragt, maar hij schreef ook eenige belangrijke werken, zooals “Magazin der bildenden Künste” (München, 1791) en “Handbuch der Philosophie des Lebens” (1793).

Johann Georg Joseph Karl Maria vrijheer von Aretin, een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren den 29sten Maart 1771, studeerde te Heidelberg, en maakte zich verdienstelijk door het besturen der droogmaking van een uitgebreid moeras. Hij overleed den 30sten Januarij 1843. Ook hij heeft een groot aantal geschriften nagelaten.

Johann Christoph Anton Maria, vrijheer von Aretin, een broeder der beide vorigen. Hij was een groot geleerde en een vrijzinnig staatsman. Hij werd geboren den 2den December 1773, studeerde te Heidelberg, Göttingen en Parijs, trad daarna in dienst van den Staat en bekleedde er aanzienlijke ambten. Hij overleed den 24sten December 1834 te München als voorzitter van het Hof van appèl te Amberg. Hij heeft een groot aantal werken uitgegeven van staat- en letterkundigen inhoud. Zijn laatste geschrift, getiteld “Staatsrecht der konstitutionellen Monarchie,” is door K. von Rotteck voltooid.

Karl Maria, vrijheer von Aretin, den oudsten zoon van den voorgaande. Hij werd geboren den 4den Julij 1796 en is een geschiedkundige van gestreng R. Katholieke rigting. In de jaren 1813 tot 1815 streed hij voor de vrijheid van Duitschland en betrad vervolgens de loopbaan der diplomatie, terwijl hij later in Beijeren bij den generalen staf en het departement van oorlog werd geplaatst. Daarna wijdde hij op zijne goederen zijne dagen aan den landbouw en de letterkunde. Vooral echter gevoelde hij zich aangetrokken door oudheidkundige nasporingen, zoodat hij naar München terugkeerde en in 1834 door den Koning tot legatieraad en tot geheimen huis- en staatsarchivaris benoemd werd. Hij heeft onderscheidene geschriften in het licht gegeven van oudheid- en geschiedkundigen aard en werd in 1853 benoemd tot lid van de Kamer der Rijksraden.

< >