Arbutus L. is de naam van een plantengeslacht van de familie der heidegewassen (Ericaceën). Het onderscheidt zich door een vijfdeeligen kelk en door eene bol- of kruikvormige bloemkroon met een 5-tandigen zoom met stompe, omgeslagen tanden. De helmknopjes springen aan den top met twee poriën open, en de vrucht is eene 4- of doorgaans 5-hokkige veelzadige bes, met vele wratjes bezet. Tot dit geslacht behooren boomen en struiken, doorgaans versierd met witte of vleeschroode, tot hangende trossen of opgerigte pluimen vereenigde bloemen. Zij groeijen vooral aan de kust der Middellandsche zee en aan de westkust van Noord-Amerika.
Tot de meest bekende soorten behoort Arbutus Unedo L., de aardbezieboom (zie onder Aardbezie de afbeelding dezer plant). Deze draagt ronde, wratachtige, scharlakenroode vruchten. Uit het sap van 20 pond dezer vruchten kan men 43/4 pond suiker bereiden , die in blankheid en hardheid de rietsuiker evenaart. Door gisting dier bessen en door overhaling verkrijgt men eene soort van brandewijn, waarmede men de fijnste likeuren vervaardigt. De schors en de bladeren van dezen heester hebben eene zamentrekkende werking, en het hout komt tot het maken van allerlei kleine voorwerpen zeer te pas. De aardbezieboom groeit aan de kusten van de Middellandsche zee en ook in Engeland en Ierland, waar hij zachte winters gemakkelijk verdraagt. Tot zijne verscheidenheden telt men A. Crispa met gekroesde, A. salicifolia met wilgenboomachtige bladeren enz. In Noord-Amerika heeft men A. laurifolia L., die 3 1/2 Ned. el hoog wordt en langwerpige, scherpgetande, gladde bladeren en witte, in trossen geplaatste bloemen draagt, — A Menziezii Pursh, een boom met gaafrandige, gladde bladeren en witte bloemen, — A. mucronata Forst, met eironde, puntige, gezaagde bladeren en enkelvoudige, witte, neêrhangende bloemen, — A. tomentosa Pursh met nagenoeg hartvormige, langwerpige, puntige, van onder viltige bladeren en sneeuwwitte bloemen. Deze gewassen moeten bij ons in groote potten of bakken in eene losse, vette, met klei vermengde aarde geplant worden en des winters eene warmte genieten van 2 tot 4° C. Men kan ze op verschillende wijzen vermenigvuldigen, namelijk door stekken en uitloopers, door enting en eindelijk door zaaijing.