Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Arany

betekenis & definitie

Arany (Janos) is een Hongaarsch dichter, die in 1819 te Nagy-Szalonta in Hongarije geboren werd.

Hij behoorde tot de Hervormde Kerk en werd tot godsdienstleeraar bestemd. Hij bezocht de school zijner geboorteplaats en vervolgens het collegie te Debreczin, waar hij voor den besten kweekeling werd gehouden. In 1836 verliet hij plotseling de school en voegde zich bij een tooneelgezelschap, hetwelk te Debreczin voorstellingen gaf. Toen ongunstige omstandigheden weldra een ontbinding van dit gezelschap veroorzaakten, sloot hij zich aan bij een reizenden troep, die bij afwisseling te Debreczin, Nagy-Karoly, Szathmor en Marmoras Szigeth speelde.

Ontevreden over zich zelven keerde hij naar zijne geboorteplaats terug en deed moeite om eene burgerlijke betrekking te bekomen, waartoe hij zich vooral genoodzaakt zag door de zorg voor zijn blinden vader. Hij werd benoemd tot conrector aan de Protestantsche school te Nagy-Szalonta en na verloop van drie jaren tot tweeden notaris in zijn district. De komst van Stephanus Szilayi, die te Nagy-Szalonta tot rector was benoemd, deed den lust tot studie bij hem herleven.

Hij vervaardigde zijn eerste gedicht, getiteld “Az elveszett alkotmány” of de “Verloren grondwet,” eene satyre, die men evenwel slechts begrijpen kan, wanneer men zich met Hongaarsche toestanden en misbruiken heeft bekend gemaakt. Na dien tijd heeft hij in meer dan één dichterlijken wedstrijd den prijs verworven.

Arany is een volksdichter, die zijne stof aan het volksleven en de volksoverleveringen ontleent en bij zijne inkleeding de veredelde volkstaal gebruikt. In de woelige dagen van 1848 erlangde hij eene ondergeschikte betrekking bij het ministerie Szemere, maar na de onderdrukking der revolutie ontving hij zijn ontslag en keerde naar zijne geboorteplaats terug, waar hij aanvankelijk een ambteloos leven leidde. Kort daarna werd hij hoogleeraar in de Hongaarsche letterkunde aan het gymnasium te Nagy-Körös, en in 1860 begaf hij zich naar Pesth, waar hij als directeur van het Kisfaludygenootschap en als redacteur van het letterkundig tijdschrijft “Kos- zoru (De krans)” werkzaam is.

Zijn voornaamste gedicht is “Toldi,” een volks-épos uit den tijd van Lodewijk de Groote (1340—1348), waarin Toldi, de Hongaarsche Simson, verheerlijkt wordt. Voorts heeft hij uitgegeven “Katalin” een dichterlijk verhaal in 13 zangen., “De belegering van Murány,” “De Zigeuners van Groot-Ida” enz., terwijl in 1864 het eerste gedeelte van een groot gedicht (Buda halála) door de Hongaarsche academie is bekroond.

< >