Araktsjejew (Graaf Alexej Andrejewitsj), een Russisch generaal en de stichter van de Russische militaire koloniën, werd in 1769 in Nowgorod geboren.
Hij was de telg van een adellijk geslacht en ontving zijne opleiding bij het kadettencorps te Petersburg, waar hij eerst adjudant werd van den generaal Melissimo en later van grootvorst Paul eene benoeming ontving tot chef der artillerie te Gatsjina. In 1796 werd hij tot luitenantkolonel en een jaar later tot generaalmajoor bevorderd. Hij ontving tevens het landgoed Grusinow, den titel van baron en het commandement van Petersburg. In het volgende jaar werd hij chef der garde-artillerie, inspecteur van het artilleriewezen en graaf. Wegens misbruiken, die in het arsenaal te Petersburg waren gepleegd, ontving hij zijn ontslag en leefde ambteloos tot aan 1805; toen werd hij door keizer Alexander I tot generaal der artillerie benoemd.
In 1808 verkreeg hij de portefeuille van oorlog en de betrekking van inspecteurgeneraal der artillerie. Hij heeft dit wapen aanmerkelijk verbeterd. Na den oorlog met Frankrijk bevorderde hij de hervormingsplannen van Alexander en hield hij zich bezig met het stichten van militaire koloniën. Na het oproer te Petersburg (1826) ontving hij zijn ontslag. Hij overleed op zijn landgoed Grusinow den 21sten April 1834.
