Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Aragon of Aragonië

betekenis & definitie

Aragon of Aragonië, te voren een afzonderlijk koningrijk, dat het oostelijk gedeelte van het Pyrenésche Schiereiland besloeg en de provinciën Aragon, Catalonië en Valencia met de Balearische eilanden bevatte, is heden ten dage een Spaansch gewest, dat den titel van koningrijk behouden heeft en op 845 □ geogr. mijlen bijna een millioen inwoners telt.

Het grenst ten noorden aan Frankrijk, ten westen aan Na var re, Oud- en Nieuw-Castilië, en ten zuiden en oosten aan Valencia en Catalonië. In het noorden, waar de Pyreneën zich verheffen, is het land bergachtig, maar het wordt vlakker naar de zijde van de Ebro. Die bergen worden doorgaans als takken van de Pyreneën beschouwd, maar zij staan met deze keten in geen verband en hun gesteente is van geheel anderen aard. Het noordelijk gedeelte draagt den naam van Hoog-Aragon (el alto Aragon). De hoogste toppen der Pyreneën zijn er, van het westen af: de Mont-Rongas, de Pic du Midi d’Os, de Vignemale (8500 Ned. el), de Marbore (3400 Ned. el), de Pic Taillou (3300 Ned. el), Las tres Sorores met den Mont-Perdu (3450 Ned. el), de Pic Patra (3100 Ned. el), de Pic Posets (3500 Ned. el), en de Pic Nethon (3550 Ned. el). Verder oostwaarts zijn zij veel lager. Naar de zijde van Aragon hebben zij steile wanden. Langs hun voet strekt zich eene smalle hoogvlakte uit, die hen scheidt van het gebergte van Hoog-Aragon. Dit bestaat uit een aantal evenwijdige, hier verbondene, elders door dalen gescheidene ketens. De Pyreneën bestaan vooral uit kalk, zandsteen en krijt, en de bergketens van Aragon hoofdzakelijk uit conglomeraat. Deze bergketens zijn gedeeltelijk met bosch bedekt en vormen een der fraaiste gewesten van Spanje. Het land tusschen de rivieren de Aragon, de Gallego en de Cinca draagt van ouds den naam van Sobrarbe. Het middelste gedeelte van Aragon is het dal der Ebro; het heet Laag-Aragon en loopt in eene zuidoostelijke rigting van Tudela tot aan Mequinenza over een afstand van 28 geogr, mijlen. Aan beide zijden der Ebro liggen breede vlakten. Het eigenlijke Ebrodal is eene woeste steppe, met zilte gips- en kleigronden. Treurig is er vooral de vlakte van Placencia, die zich zonder drinkwater en zonder boomen over eene breedte van 21/2, geogr. mijlen uitstrekt en 10 geogr. mijlen lang is. Zij bestaat uit een zoutbevattenden, witten, aardachtigen mergelleem, afgewisseld door bladerig gips. De Xalon stroomt er doorheen. Ten zuidoosten van Saragossa, aan den noordelijken oever der Ebro, vindt men de groote zoute steppen van Bugaraloz met lagunen van zout en bitter water, waar eene groote hoeveelheid zout verkregen wordt. In de nabijheid van Alcaniz heeft men aanzienlijke beddingen van aluinaarde. Ten zuiden van de Ebro, aan de grenzen van Laag-Aragon, vindt men de bergtoppen van den Sièrra de Molina, van den Sièrra de Albaracin, van den Sièrra de Teruél en van den Sièrra de Javalambre, en aan de westelijke grenzen verrijst de Sièrra Moncaijo.

De voornaamste rivier is er de Ebro, die aan de linkerzijde de Aragon, de Arva, de Gallego met de Basso, de Guérga en de Seston, en de Cinca, en aan de regterzijde de Xalon, de Iluèrva, de Aguas, de Martin, de Guadaloupe en de Nonaspe in zich opneemt. Ook zijn er twee kanalen, het Keizerskanaal, door toedoen van Karei V gegraven en Tudela met Sarragossa verbindend,—een kanaal dat 15 geogr. mijlen lang, schoon onvoltooid, en voor de scheepvaart en de besproeijing van veel belang is — en het kanaal van Tauste.

De voornaamste voortbrengselen van Aragon zijn zilver, ijzer, kobalt, lood, aluin, steenkolen, zout, salpeter, marmer, jaspis en vitriool, — voorts wol van omstreeks 2 millioen schapen, hout, graan, olie, voortreffelijke wijnen, vlas, hennep, saffraan en zijde. De inwoners houden er zich vooral bezig met de paardenfokkerij en de schapenteelt, met het kweeken van vruchtboomen, en met het verzamelen van kastanjes en amandels. De fabrieknijverheid bevindt er zich op lagen trap. De inwoners zijn welgemaakt en krachtig van ligchaam, arm, maar trotsch en vrijheidlievend. Zij leveren met de Cataloniërs en Galiciërs de beste Spaansche soldaten.

Aragon is thans verdeeld in 3 provinciën namelijk in Saragossa, Huèsca en Teruèl. De hoofdstad is Saragossa (zie onder dien naam). Andere belangrijke steden zijn er Calataijud, Huèsca, Barbastro en Caspe.

De oorsprong van het koningrijk Aragon ligt met die der overige Christelijk-Spaansche staten uit de middeleeuwen in nevelen gehuld. De eerste graaf van Aragon, Azenar genaamd en een zoon van Eudo, hertog van Aquitanië, is een fabelachtig persoon. De gravin Uracca, die met Sancho II van Navarre gehuwd was en omstreeks 996 overleed, schonk Aragon aan haren zoon Gonsalvo. Deze stierf kinderloos, en zijn gebied viel ten deel aan zijn neef Sancho III van Navarre. Deze verkreeg ook Castilië door zijn huwelijk met Maria Elvira. Zijn zoon Ferdinand voegde Leon er bij, waarop hij aansprak had door zijne verbindtenis met de dochter van Sancho. Hij werd erkend als koning van Leon, en had alle Westgothische landen in Spanje tot één rijk kunnen vereenigen, indien geene verdeeling dier gewesten door het testament van Sancho III ware vastgesteld geweest. Dientengevolge ontving zijn jongste zoon onder den naam van Ramiro I het koningrijk Aragon.

Van dezen tijd af (1035) bevinden wij ons op den vasten grond der geschiedenis. Wél was Aragon aanvankelijk de geringste van de Christelijke staten in Spanje, maar het breidde zich spoedig uit. Reeds Ramiro vereenigde, nadat zijn broeder Gonzalez vermoord was (1038), Sobrarbe en later het graafschap Pallas, een Frankisch landgoed, met zijn rijk. Daarna maakte hij zelfs de Moorsche vorsten van Saragossa schatpligtig en sneuvelde (1063) als een held in een slag tegen Moktadir van Saragossa, den bondgenoot van den koning van Castilië. Zijn zoon en opvolger Sancho I Ramirez vereenigde Navarre met zijn gebied en streed dapper tegen de Mooren. Hij veroverde Barbastro en Monzon en vocht met goed gevolg tegen de Arabische benden in weerwil van de geweldige nederlaag, die de Christenen bij Salacla hadden ondergaan. Hij stierf in 1094 bij de belegering van Huésca. In zijn tijd werden de grondslagen gelegd voor de afhankelijkheid der Kerk in Aragon van den Paus, die eerst kort geleden is opgeheven. Zijn zoon Peter I veroverde Huésca, maar overleed reeds vroeg (1105). Hij werd opgevolgd door zijn roemrijken broeder Alfonsus, die overwinnaar bleef in 29 veldslagen en het veroverde Saragossa tot hoofdstad des rijks verhief. Zijn testament, dat de geestelijke ridderorden in het bezit stelde zijner landen, werd nietig verklaard, en nu plaatsten de inwoners van Aragon Ramiro II, een broeder van den voorgaande, en die van Navarre Garcias VI, een achterkleinzoon van Garcias IV, op den troon. Volgens den wensch zijner onderhoorigen schonk Ramiro zijne dochter Pedronella aan graaf Ramon Berenguer IV, graaf van Catalonië of Barcelona, en deed ten gunste van dezen afstand van de regéring.

Deze Ramon legde de grondslagen tot de vereeniging van Catalonië en Aragon. Hij streed met goed gevolg tegen de Mooren, ontrukte hun Tortosa, Lerida en Braga en overleed in 1162. Zijn oudste zoon Alfonsus II volgde hem op en verkreeg door erfenis het graafschap Roussillon, terwijl zijn zoon Peter II door zijn huwelijk met Maria van Montpellier in het bezit kwam der erflanden van deze laatste (1204). Als een vriend der Albigenzen en verbonden met den graaf van Toulouse trok hij op tegen den graaf van Montfort en sneuvelde bij Muret (1213). Zijn zoon Jacob I (Jayme) was nog minderjarig en in de magt van den graaf van Montfort, die hem op aandrang van paus Innocentius III in vrijheid stelde. Onder de regéring van dien Jacob bereikte Aragon het toppunt zijner grootheid. De dappere vorst streed voorspoedig tegen de Mooren en veroverde de Balearische eilanden. Toen keerde hij de wapenen tegen Valencia en maakte zich meester van dit geheele gewest (1238). De geestelijkheid, de adel en de steden ontvingen er goederen, en de rijkdom des lands lokte vele volkplantingen derwaarts. Een opstand der Mooren werd er bedwongen, en weldra moesten deze zich naar het zuiden van Spanje of naar Afrika begeven (1256). De koningen van Granada en zelfs die van Tunis betaalden schatting aan Jacob I. Hij sloot een voordeelig verdrag met Frankrijk en schonk aan Aragon een wetboek en eene grondwet.

Na zijn dood (1276) werden de landen onder zijne twee zonen Peter III en Jacob II verdeeld, maar eerstgenoemde erlangde weldra het oppergezag over het geheel. Hij heeft zich bekend gemaakt door zijne poging om Sicilië te veroveren (zie Siciliaansche Vesper), die hem een oorlog met Frankrijk op den hals haalde. Drukkende belastingen, door krijgskosten veroorzaakt, gaven aanleiding tot eene eerste zamenkomst der Standen van Aragon ter handhaving der vrijheid (1283). Hij overleed in 1285 en werd opgevolgd door zijn zoon Alfonsus III, terwijl een jongere zoon, Jacob genaamd, in Sicilië regeerde. Deze laatste werd opvolger van Alfonsus en verbond zich met Ferdinand IV van Castilië om de Mooren te bestrijden. Hij stierf in 1327 en werd opgevolgd door zijn tweeden zoon Alfonsus IV, die tegen de Genuézen en de Mooren oorlog voerde en in 1336 overleed. Toen regeerde Peter IV tot 1387, en zijn zoon Johan tot 1393. Nu kwam de kroon toe aan Martin, den jongeren broeder van den voorgaande, maar het viel hem zwaar dien te verkrijgen, terwijl zich na den dood van dezen vorst (1410) onderscheidene opvolgers aanboden. Eindelijk werd Ferdinand I van Castilië als koning gehuldigd. Deze overleed in 1416 en werd opgevolgd door Alfonsus V, die vervolgens huwde met Maria van Castilië, zich door dappere daden tot een der magtigste vorsten van zijn tijd verhief en het rijk achterliet aan zijn broeder Johan II. Deze stierf in 1479 en werd opgevolgd door zijn zoon Ferdinand II, gehuwd met Isabella, erfgename van Castilië. Deze laatste werd hierdoor en door de verovering van Granada koning van geheel Spanje. Zie verder onder laatstgemeld rijk.

Belangrijker dan de geschiedenis der vorsten is die des volks. In Aragon ontwikkelde zich in de middeleeuwen het eerst de burgerlijke vrijheid. Reeds in het begin der 124e eeuw werden aan de ingezetenen van Saragossa alle regten vergund van ridderlijke mannen (hidalgos), en in 1186 beraadslaagden afgevaardigden der gemeenten van Aragon op den Rijksdag (Cortes) met de geestelijken en den adel over de belastingen. De Cortes beslisten met den Koning over oorlog en vrede, over verbindtenissen en verdragen, over de belastingen en het muntwezen, alsmede over de wetten. De Cortes hadden het regt van gewapenden weerstand, wanneer de Koning hunne regten wilde krenken. Dit regt werd door Alfonsus III bekrachtigd. Intusschen kwam er verdeeldheid tusschen den adel en de steden, en dit gaf aan Peter IV gelegenheid, om dat regt, als onbestaanbaar met de welvaart des lands, te beperken (1348). Daarentegen stelde hij eene soort van geregtshof in, Justicia genaamd, dat over de vrijheden des volks moest waken. Dit geregtshof was enkel aan de Cortes onderworpen, en dit ligchaam benoemde een aantal van 4, later van 17 zijner leden tot inquisitoren, die gehouden waren, om de vonnissen van dat geregtshof te onderzoeken. De Cortes bestonden uit afgevaardigden van de geestelijkheid, van den hoogen en van den lagen adel en van de steden. De Koning opende de vergadering met eene rede; de onderwerpen, die behandeld moesten worden, kwamen ter tafel, de vergadering verdeelde zich in afdeelingen en had een viertal rapporteurs. Aan het einde der zittingen werden de genomen besluiten plegtig door den Koning afgekondigd, en eene commissie van 8 leden bleef gestadig bijeen, om voor de regten des volks te waken.

Het was in geheel Aragon een regtsbeginsel, dat zonder aanklagt geen onderzoek mogt worden ingesteld, zoodat de geheime handelingen eener geloofsregtbank in strijd waren met de wet, — voorts dat ieder gevangene bij gebrek aan getuigenbewijs in vrijheid moest worden gesteld, — dat de foltering niet mogt worden toegepast dan bij het vervalschen der munt of bij hoog verraad, — en dat ieder staatsburger gehouden was ’s lands vrijheden te beschermen en de wetten te handhaven. Zoo bleef het in Aragon tot aan het begin der 16de eeuw, en ook nadat het na Ferdinands dood voor altijd met Castilië vereenigd was, behield het nog lang zijne privilegiën en vrijheden. Deze gingen eerst verloren, toen de ingezetenen in den Spaanschen successie-oorlog partij kozen voor Oostenrijk.

< >