Tot de merkwaardige personen die dezen naam gedragen hebben, behooren:
Aquila, een Christen van Israëlietische afkomst. Hij aanschouwde in Pontus het levenslicht en was de reisgenoot en medehelper van den apostel Paulus bij de uitbreiding van het Christendom. Hij had zich als tentschilder te Rome gevestigd, maar werd door Claudius met de overige Israëlieten van hier verdreven. Nu begaf hij zich naar Corinthe, en werd er, getroffen door de prediking van Paulus, met zijne vrouw Priscilla tot het Christendom bekeerd. Daarna vergezelde hij den Apostel naar Ephese, werd te Corinthe de leermeester van Apollos, en was in het algemeen een van de ijverigste voorstanders van het Christendom. Ten tijde van Nero keerde hij naar Rome terug, en vergaderingen van Christenen hadden er dikwijls plaats in zijne woning.
Vervolgens Aquila van Pontus (Ponticus), een Joodsch proseliet, die waarschijnlijk ten tijde van Hadrianus opperbouwmeester te Rome was. Hij heeft eene letterlijke vertaling geleverd van de boeken des Ouden Verbonds in het Grieksch, en de Israëlieten gaven daaraan de voorkeur boven de Septuagint, omdat deze zich niet zoo stipt aan de letter heeft gehouden. Eenige fragmenten dier vertaling zijn bewaard gebleven en, als niet onbelangrijk voor de critiek en exegése van het Oude Testament, door P. Morin verzameld en aan zijne uitgave der Septuagint toegevoegd (Parijs, 1628).
Voorts Kaspar Aquila, een voorstander der Hervorming, een vriend van Luther en de helper van dezen bij het vertalen des Bijbels. Hij werd in 1488 te Augsburg geboren, studeerde te Ulm en in Italië, werd in 1514 predikant te Bern, in 1515 veldprediker bij Franz von Sickingen, en in 1516 predikant te Jengen bij Augsburg. Bisschop Christoffel von Stadion liet hem van hier, wegens een geschrift ten gunste van Luther, naar Dillingen in de gevangenis brengen, en Aquila werd eerst na verloop van een langen en treurigen tijd op voorspraak der Deensche koningin Isabella in vrijheid gesteld. Hij begaf zich nu eerst naar Wittenberg (1520) en vervolgens naar het slot Ebernburg, waar hij als onderwijzer der zonen van Franz von Sickingen werkzaam was. Van 1524 tot 1527 woonde hij te Wittenberg, waar hij Luther bij het vertalen des Bijbels ter zijde stond; daarna werd hij superintendent te Saalfeld en bevorderde en voleindigde hier het werk der Hervorming. Wegens zijne scherpe geschriften tegen het Interim van Karel V werd hij vogelvrij verklaard, en enkel door het beleid der vorstin Katharina von Sclwarzburg, die hem eerst naar Rudolstadt en vervolgens naar Schmalkalden in veiligheid liet brengen, ontkwam hij aan den dood door beulshanden. In 1552 keerde hij naar Saalfeld terug, en hij overleed er in 1560. Zijne geschriften, meestal in de Hoogduitsche taal opgesteld, handelen bijna alle over de theologische twistvragen van dien tijd.
Eindelijk twee broeders, Franciscus Favonius Aquila in 1676, en Pietro Aquila in 1677 te Palermo geboren, die beide hebben uitgemunt door het behandelen der graveerstift. De eerste heeft prachtige platen geleverd naar schilderijen van Rafaël en anderen, — de tweede, die tevens priester was, naar A. Carracci en anderen. Beide hielden, bij de beoefening dier schoone kunst, te Rome hun verblijf.