Antiseptische middelen of bederfwerende middelen zijn zoodanige, die tegenstand bieden aan de verrotting van plantaardige en dierlijke zelfstandigheden. Zij worden gebruikt bij het looijen, balsemen, onder de pekel zetten enz., terwijl tevens de koude, wering van de zuurstof des dampkrings, de droogte, het looijen door middel van looizuren of metaalzouten, neerslag van eiwit door hitte of creosot en creosothoudende vloeistoffen (houtazijn), alcohol, aetherische oliën en harsen, die dergelijke oliën bevatten, als zoodanig te pas komen.
Ook in de geneeskunde worden zij aangewend. Hier dienen zij om kwalijkriekende en schadelijke uitwasemingen te verminderen of weg te nemen en de ophooping van smetstoffen te verhinderen. Zij bestaan in luchtverversching, in eene berooking van ongezonde vertrekken met chloor en chloorzouten, met salpeterig en zwavelig zuur, en in het gebruik van ijzervitriool, salpeter- en azijnzuur lood en kool. Wanneer zich bij eene ziekte eene ontbinding van het bloed vertoont, dan worden versterkende en opwekkende middelen, zooals kina met mineraalzuren, chloorwater, aluin enz. aangewend, — voorts wasschingen met wijnazijn en met geestrijke vochten enz.
