Zoo heet eene vereeniging van kooplieden, gevormd te Manchester in het jaar 1836, die zich de opheffing van alle beschermende regten ten doel stelde. Vooral sedert 1838 nam deze vereeniging meer bepaald het karakter aan om door alle geoorloofde middelen de intrekking der korenwetten te bewerken en de schaalregten te doen verdwijnen. Zie korenmetten en schoolstelsel.
Sedert 1815 had de regéring van Engeland er zich op toegelegd, om het zoogenaamde beschermende stelsel (zie aldaar) in toepassing te brengen. In ’t bijzonder was de landbouw het voorwerp van hare zorg. Zij meende dezen tot hoogen bloei te kunnen brengen door zooveel mogelijk vreemde mededinging te weren en nam daartoe de volgende middelen te baat:
Eene premie van uitvoer op de binnenlandsche en hooge invoerregten op de buitenlandsche granen. Ook stelde men zich hierbij het doel voor, om zooveel mogelijk, vooral in het voortbrengen van levensmiddelen, onafhankelijk te worden van het buitenland.
De gevolgen van dit stelsel lieten niet na zijne nadeelige werking te doen gevoelen. In plaats dat de landbouwende bevolking, in Engeland voornamelijk uit pachters bestaande, door den voorgespiegelden bloei van den nationalen landbouw werd bevoordeeld, werden wel de prijzen der levensmiddelen hooger en stegen de loonen, maar tevens kwam al het voordeel ten slotte aan de groote grondeigenaren, aan de aristocratie van het land, doordat de pachten steeds hooger werden opgedreven.
De arbeidersbevolking in de fabrieksteden leed echter het meest door deze kunstmatige opdrijving van de prijzen der eerste levensbehoeften. Vooral toen in de jaren 1836 en 1838 door misgewas en handelscrisis de arbeidende klasse tot groote ellende en hier en daar tot oproer werd gedreven, trachtten eenige fabrikanten in Manchester zich te vereenigen, om de oorzaken dezer ellende in het licht te stellen en de middelen ter opheffing op te sporen. Cobden sloot zich al spoedig bij hen aan. De eerste maatregel, dien zij noodig achtten, was, om van de regéring de geheele en onmiddellijke intrekking der graanwetten te verzoeken. Een daartoe strekkend voorstel werd door het parlement verworpen. Hierop verbonden zich allen, die het stelsel van vrijen handel voorstonden (freetraders) tot eene vereeniging ter opheffing van de graanwetten (anti-cornlawleague).
Zeven jaren lang van 1839—1846 werkte deze vereeniging met onverdroten ijver aan de bereiking van dit doel door het houden van meetings, waarbij de vurige welsprekendheid van Cobden, Bright en Fox vooral diende om hare denkbeelden bij het volk ingang te doen vinden. Kolonel Thompson zette in weekbladen en vlugschriften de nadeelen der korenwetten voor het meer beschaafde publiek uiteen door eene scherpe critiek van de bestaande toestanden en hunne oorzaken. Een man uit het volk, de smid Ebenezer Elliot, bevorderde den uitslag der zaak door zijne populaire gedichten (Cornlawrhynies). Zoo werd de zaak der anticornlawleague eene algemeene volkszaak.
Ook in het parlement kwam de vraag van den vrijen korenhandel meermalen ter sprake en gaf daar aanleiding tot het ontstaan van twee partijen. De zaak der freetraders, werd die der Whigs; terwijl die der protectionisten voorstanders van het beschermende stelsel, gedragen door de staatkundige partij der Tories, andere middelen, bijvoorbeeld landverhuizing op groote schaal, voorstelden om verbetering in den toestand des lands te brengen.
In 1842 werd Robert Peel ten tweeden male minister. Oorspronkelijk een voorstander van het beschermende stelsel, werd hij, na kennismaking met heftige freetraders, door eigen studie geheel voor de zaak der league gewonnen.
In 1845 bragt het mislukken van den aardappeloogst de bevolking van Ierland tot het uiterste en veroorzaakte algemeene duurte van levensmiddelen voor geheel Brittanje. Peel in ’t begin van 1846 ten derden male tot den ministriélen zetel geroepen, begreep dat er gehandeld moest worden en begon nu zijne loopbaan met de indiening van het voorstel, dat met den lsten Februarij 1846 de korenwetten zouden zijn opgeheven. Na dien tijd zouden geene in- noch uitvoerregten van granen meer geheven worden en de invoer van levensmiddelen van alle belasting vrijgesteld zijn.
Dit voorstel werd, ofschoon met veel tegenkanting, door het Lager- en Hooger Huis aangenomen.
De anticornlawleague had hare taak volbragt en ging uiteen om onmiddellijk weer op te treden, zoodra van den kant der protectionisten voorstellen tegen den vrijen handel mogten worden ingediend.