Anaesthetische of verdoovende middelen (anaesthetica) zijn zoodanige, door wier in- en uitwendig gebruik men eene tijdelijke gevoelloosheid van eenig ligchaamsdeel of van het geheele ligchaam kan te voorschijn roepen. Gedeeltelijk zijn zij uit het plantenrijk afkomstig en als narcotica aangeschreven, en gedeeltelijk behooren zij tot de scheikundige praeparaten. Reeds bij de oudste volkeren waren zij bekend. Intusschen zijn zij reeds lang in onbruik geraakt, en eerst in den jongsten tijd heeft men in zwavelaether en chloroform twee middelen ontdekt, door welke men eene volslagene gevoelloosheid des ligchaams en eene opheffing van de bewustheid kan te voorschijn roepen, zoodat men hierdoor in staat is gesteld, om de pijnlijkste operaties te volbrengen zonder dat de lijder er iets van gevoelt. Die beide middelen worden door de ademhaling in het ligchaam gebragt.
De werking van het eerste van die beide middelen — de zwavelaether of aether (zie onder dit woord) — werd door een schei- en delfstofkundige te Boston, door Jackson, het eerst ontdekt doordien hij bij de toevallige inademing daarvan alle bewustheid verloor. Zijn vriend, de tandmeester Morton, aan wien hij zijne waarnemingen en proeven mededeelde, bediende zich geruimen tijd van dat middel bij het trekken van tanden, maar hield het zorgvuldig geheim. Eerst Warren te Boston maakte de aanwending daarvan in October 1846 openbaar, nadat hij er met goed gevolg gebruik van gemaakt had bij belangrijke heelkundige operaties. Die ontdekking, zoo hoogst belangrijk voor de lijdende menschheid, verspreidde zich met verbazende snelheid in alle beschaafde landen, en na verloop van korten tijd had men allerlei inademings-toestellen uitgevonden, omdat de aether op eene spons of een doek al te spoedig verdampt. Zij bestaan hoofdzakelijk uit buizen, die met neus en mond in verband worden gebragt, en uit eene flesch of blaas, waarin de aether gegoten wordt om in damp over te gaan. Zulk eene flesch of blaas moet echter zoo groot wezen, dat de vlugtige aether zich met eene voldoende hoeveelheid dampkringslucht vermengen kan, omdat er anders gevaar van verstikking bestaat. Om eene bedwelming te doen ontstaan, dient men volkomen zuiveren aether te gebruiken, namelijk een zoodanigen, die bij 20°C. op de hand gedroppeld terstond vlugtig wordt, geen foesel-olie bevat en geene brandende werking heeft op de lippen. Men houdt den zieke eerst zulk een toestel digt bij neus en mond, om hem aan den reuk van aetherdamp te gewennen, en men brengt dien gedurig digter bij, terwijl men telkens weder aether in de flesch of blaas giet. Wanneer de patiënt tot stikkens toe benaauwd wordt, wat in den beginne wel eens plaats heeft en somtijds van hoes-ten vergezeld gaat, dan dient men den toestel terstond eenige oogenblikken te verwijderen. Doorgaans echter is bij eene voortgezette inademing het doel spoedig bereikt — de patiënt geeft geen antwoord meer op de vragen, die men tot hem rigt, en alle gevoel is verdwenen. De verschijnselen, die zich bij hem openbaren, zijn gewoonlijk de volgende: eerst ontwaart hij een gevoel van warmte en eene brandende prikkeling bij de achterste deelen van den mond en in de luchtpijp met eene neiging om te hoesten, eene bemoeijelijkte ademhaling en eene drukking op de borst. Die verschijnselen worden door de plaatselijke werking van den aetherdamp veroorzaakt, maar verdwijnen spoedig. Daarna verspreidt zich door het geheele ligchaam een gevoel van weldadige warmte, van aangenaamheid en opgewektheid, en hierop volgt eene vermindering van het gevoel der huid, welke bij de vinger- en teentoppen een aanvang neemt; tevens verdwijnt het gevoel van eigene zwaarte, en de grond schijnt onder de voeten te wankelen en weg te zinken. Van de zintuigen verdwijnen het eerst de reuk en de smaak door de regtstreeksche werking van den aether, daarna vermindert het gehoor, en het oog, door nevelen en duisternis omsluijerd, ontwaart allerlei visioenen. Men wordt duizelig en gevoelt een onweêrstaanbaren trek, om het hoofd en de ledematen te laten hangen, de oogen te sluiten en zich, afgescheiden van de buitenwereld, aan droomen over te geven. In den beginne gevoelt men een pijnlijk drukken, knijpen, steken, snijden en branden in de huid enz., totdat er eindelijk eene volkomene gevoelloosheid volgt. De droomen zijn gewoonlijk aangenaam en streelend en houden den bedwelmde gestadig bezig. Voorts ontwaart men bij het begin der aether-inademing eene bespoediging van de ademhalingsbeweging en een snelleren polsslag, die veelal gepaard gaan met eenig hoesten, veroorzaakt door de prikkelende werking van het aethergas op het slijmvlies der ademhalingswerktuigen. Tegelijk met die bespoedigde ademhaling en dien snelleren bloedsomloop vermeerdert de warmte der huid, terwijl deze met een warm en aangenaam zweet wordt bedekt. Daarbij ontstaan opstijgingen naar het hoofd, het wit van de oogen wordt rood, de pupil vernaauwt, de oogen tranen en het gelaat erlangt eene opgeruimde uitdrukking. Daarna ontstaat er stoornis in de werking der hersenen en zenuwen, en de meeste patiënten beginnen vrolijk te worden, te lagchen, druk te praten, zonderlinge gebaren te maken en onrustig te woelen. Zij willen niet langer inademen, slaan met handen en voeten, ijlen, zoeken te ontsnappen en kunnen niet dan met moeite op hunne plaats gehouden worden. Na verloop van korten tijd houdt die bewegelijkheid op, en deze vertoont zich enkel in krampachtige trekkingen der ledematen. De rug kromt zich, en de borst wordt ingedrukt, de spraak stamelend, en deze doet slechts nu en dan onzamenhangende woorden hooren. De oogleden dalen neder, de oogappels zijn naar binnen en tevens naar boven gekeerd, de pupil is meestal verwijd, de ademhaling diep en de pols traag en onregelmatig. De huid is kil en met een koud zweet bedekt, en de gelaatstrekken zijn stijf en zonder uitdrukking. Beweging en gevoel hebben geheel en al opgehouden, het vermogen der waarneming is geschorst, en de patiënt is gekluisterd door een slaap, die hem op een doode doet gelijken, terwijl alleen het verlengde merg en het sympathische zenuwstelsel de steeds waarneembare maar zeer flaauwe werking van de ademhaling en van den bloedsomloop bevorderen. Naarmate de aether-inademing langer heeft geduurd, blijft ook de toestand van bedwelming langer aanhouden; een te lang voortgezet inademen daarvan veroorzaakt den stilstand der ademhaling en den dood, zooals uit talrijke proeven met dieren en uit menig ongelukkig geval met menschen overtuigend gebleken is. Houdt echter na den aanvang der bedwelming de aether-inademing terstond op, dan begint na weinige minuten de gevoelloosheid weder te verdwijnen, en de geheele reeks der zooeven vermelde verschijnselen komt in omge-keerde volgorde terug. De patiënt haalt de oogleden op, hij beweegt de oogappels, hij verwondert zich, rigt zich op, ziet rond en begint na te denken over ’t geen met hem is geschied. Hij is uitgelaten vrolijk, zijne denkbeelden zijn nog ongeregeld, wat hij zegt, heeft geen zamenhang, maar verraadt nog den indruk zijner droomen, en langzamerhand keert hij tot eene volkomene be-wustheid terug. De trage, flaauwe en onregelmatige pols herneemt haren gewonen slag, de ademhaling herkrijgt haar geregelden loop, een aangenaam gevoel doortintelt het geheele ligchaam en de opgeruimdheid blijft nog lang voortduren. De adem, de huiduitwaseming, het zweet en de urine behouden somtijds wel een etmaal eene eigenaardige aetherlucht, terwijl er tevens niet zelden eene overvloedige speekselafscheiding plaats heeft. Van de zintuigen keert eerst het gehoor, dan de reuk, dan het gezigt, dan de smaak en eindelijk het gevoel terug.
Deze toestand, die naarmate van den tijd der inademing langeren of korteren tijd (1/2 tot 20 minuten) aanhoudt en naar gelang van het gestel van den patiënt zich in zeer verschillende verschijnselen openbaart, maar steeds krachtig werkt op de centraal-organen van het zenuwstelsel, — deze toestand van algemeene anaesthesie is het eerst door Jackson ontdekt en aanbevolen, om heelkundige operaties te volbrengen zonder pijn te veroorzaken, en duizende heelkundigen in Amerika, Engeland, Frankrijk, Duitschland, Italië, Spanje en zelfs in het Oosten hebben met uitstekend gevolg dat middel toegepast. Het is daarbij gebleken, dat de bedwelmde patiënt geheel en al gevoelloos is voor alle pijn en van de heelkundige operatie niets bemerkt. Is soms de bewusteloosheid niet volkomen, toch gevoelt hij de pijn der kunstbewerking slechts even of op eene geheel andere wijze dan in den toestand van volle bewustheid. Bij zijn ontwaken is daarvan — van de operatie — geeneriei herinnering overgebleven. Ook bij verlossingen hebben Dubois te Parijs en Miller en Simpson te Edinburg met goed gevolg van de aetherbedwelming gebruik gemaakt — vooral wanneer zich daarbij moeijelijkheden opdeden, die instrumentale hulp vereischten. Intusschen hebben andere verloskundigen (Prichard, Bouvier, Murphy, Grenzer enz.) — vermoedelijk niet ten onregte — hunne stem doen hooren tegen eene bedwelming, die het geregeld verloop eener natuurlijke gebeurtenis belemmert en een schadelijken invloed heeft op het kind.
Ook de geregtelijke geneeskunde bedient zich van de aetherbedwelming, om voorgewende ongesteldheden van wezenlijke te onderscheiden. Die bedwelming toch brengt verwarring op het gebied der denkbeelden, verlamt den wil, werkt vernietigend op de gevoeligheid van het zenuw- en spierstelsel en leidt doorgaans tot de waarheid, wanneer er zijn, die zich voordoen alsof hun het gehoor of de spraak ontbreekt.
Intusschen heeft de aetherbedwelming wel degelijk hare schaduwzijde. Zij werkt niet op alle personen op dezelfde wijze. Niet allen verkeeren bij het inademen van aether in een opgeruimden toestand. Er zijn er, die dan met handen en voeten van zich afslaan en zoo woest zijn, dat men ze naauwelijks tot genoegzame rust kan brengen, om de voorgenomene operatie te voleindigen. Ook worden er gevonden, zoo afkeerig van aether, dat zij dien onmogelijk kunnen inademen, terwijl anderen, vooral zij, die doorgaans sterken drank gebruiken, wel een half uur en nog langer de inademing voortzetten en hierbij wél dronken, maar niet zóó gevoelloos worden, als men voor de kunstbewerking wenschelijk acht. Voorts ontwaart men bij krampachtige, hysterische en epileptische personen doorgaans een schadelijken invloed van den aether op de zenuwen, die den heelkundige belemmert in het volvoeren zijner taak, terwijl bij volbloedige patiënten een hooge graad van bedwelming moet vermeden worden, omdat deze met levensgevaar verbonden is. Daarenboven is bij hen, die gedurende eene aetherbedwelming geopereerd worden, de bloeding en de nabloeding veel sterker. Tevens ontwaart men bij hen onmiddellijk na de operatie eene braking — eene dergelijke als het gevolg is van dronkenschap, hoesten en niezen, drukking op de borst — en zelfs bloedspuwing. Velen lijden later aan hoofdpijn, afmatting des ligchaams en neêrslagtigheid — verschijnselen, die men niet alleen waarneemt bij geopereerden, maar ook bij gezonde personen, die door aether-inademing werden bedwelmd. Men vermijde derhalve de aetherbedwelming bij hen, die aan ongesteldheden van longen en luchtpijp of van de hersenen onderhevig zijn, alsmede in die gevallen, waarin men bloed-aandrang, naar het hoofd, neiging tot bloed-ontlasting of eene groote gevoeligheid der zenuwen bespeurt. Bij operaties, die de aanwezigheid van gevoel en bewustheid vereischen, zooals steenverbrijzeling, breuk- en luchtpijp-operatie, of bij welke eene willekeurige beweging der spieren noodzakelijk is, terwijl zij door onvoorziene spierbewegingen belemmerd kunnen worden, komt de aetherbedwelming volstrekt niet te pas.
De schadelijke werking, die men bij den aether waarnam, gaf aanleiding tot het nemen van proeven met vele andere aetherische stoffen. Het is gebleken, dat eene van deze, de choroform (zie onder dat woord), de voorkeur verdient boven aether. Zij werd ingevoerd in 1847 door professor Simpson te Edinburg, terwijl zij ook reeds in den aanvang van dat jaar ontdekt was door Flourens te Parijs. De verschijnselen van de chloroform-inademing komen met die der aether-inademing sterk overeen, maar de chloroform werkt aangenamer, sneller en met meer zekerheid. De patiënt heeft hiervan niet zoo grooten afkeer als van aether, — hij is niet zoo ligt onderworpen aan hoesten en braken en geniet een meer gerusten slaap. Ook is de chloroform zóó krachtig, dat men geen toestel noodig heeft, maar het vocht enkel op een doek giet en ter inademing voor den mond en neus houdt, terwijl tevens de dampkringslucht ongehinderden toegang heeft.
De aether is thans algemeen door chloroform vervangen. Deze, uitgedrukt door de scheikundige formule C2H2Cl6, is kleurloos en helder als water en heeft een soortelijk gewigt van 1,49, zoodat een droppel, in een glas water geworpen, er als eene parel naar den bodem zinkt. Zij heeft een aangenamen, zoeten reuk, doet eene eiwit-oplossing niet stollen en maakt oplossingen van salpeterzuur zilveroxyde niet troebel.
Wordt de chloroform-inademing te lang voortgezet, dan veroorzaakt zij den dood. De verdoovende invloed op een gedeelte van het bovenste gedeelte van het ruggemerg doet eindelijk de werkzaamheid van dit laatste en ook die der ademhalingsspieren ophouden, zoodat eindelijk ook het hart stilstaat. Men kan, wel is waar, door een galvanischen stroom door de ademhalingszenuwen te laten gaan, die aan de zijden van den hals gelegen zijn, eene kunstmatige ademhaling opwekken, en het is Weber werkelijk gelukt, sterk bedwelmde dieren, welke zonder dat middel niet weêr ten leven waren ontwaakt, zoolang te doen ademen totdat de bedwelming was voorbijgegaan, maar men heeft niet altijd een galvanischen toestel ter zijner be-schikking. Het is om die reden eene onbetwistbare waarheid, dat eene chloroform-bedwelming steeds, maar vooral in de handen van onkundigen, een levensgevaarlijk middel is en door niemand anders mag worden aangewend dan door een geneesheer, die er op bedacht is, de beste hulpmiddelen bij dreigend gevaar, zooals koud water, geest van salmiak, sterke koffij enz., bij de hand te hebben. Bij het verdwijnen der ademhaling wentelt men den patiënt bij afwisseling op den rug en op den buik, om aan de longen op kunstmatige wijze lucht te verschaffen. Bij het verrigten van operaties moet een tweede geneesheer zorgvuldig de wacht houden over de chloroform-inademing en over den bedwelmden toestand van den patiënt.
Men heeft chloroform, op een watje gedroppeld en in eene holle kies gestoken, met goed gevolg gebruikt, om de knagende kiespijn althans tijdelijk weg te nemen. Ook heeft men chloroform, met olie verbonden, gebruikt tot pijnstillende smeersels. De gevoelloosheid, door die uitwendige in wrijving voortgebragt, bepaalt zich evenwel te zeer tot de oppervlakte om van dat middel veel verwachting te koesteren.