zwik - Zelfstandignaamwoord
1. informeel aanzienlijke hoeveelheid
♢ een zwik artikelen
2. vnl. verkleinwoord spullen, mikmak, zooitje
♢ Neem dat hele zwikje maar weer mee.
3. (kuiperij) een houten pin waarmee een zwikgat afgedicht kan worden
4. het zwikken (van een lichaamsdeel)
zwik - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwikken
♢ Ik zwik
2. gebiedende wijs van zwikken
♢ zwik!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwikken
♢ zwik je?
Gepubliceerd op 30-10-2017
zwik
betekenis & definitie