Gepubliceerd op 30-10-2017

zwiepen

betekenis & definitie

zwiepen - Werkwoord
1. (inerg) veerkrachtig doorbuigen en weer terugspringen
Het kind zwiepte heen en weer op de trampoline.
2. (ov) iets snel verplaatsen
De man werd door de golf tegen de mast gezwiept.

zwiepen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zwiep

Woordherkomst
afgeleid van zweep met het achtervoegsel -en