zwichten - Werkwoord
1. ergatief toegeven, wijken; het moeten afleggen
♢ De vijand zwichtte onder de druk van de onverwachte hevige aanval.
2. (ov), (molenaarsambacht) het aanpassen van de zeilvoering op de wieken i.v.m. de windsterkte
♢ Bij sterkere wind moet je de molen zwichten door zeil te minderen, bij zwakkere wind juist meer zeil spannen.
zwichten - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zwicht
Synoniemen
[1] capituleren
Gepubliceerd op 30-10-2017
zwichten
betekenis & definitie