Gepubliceerd op 30-10-2017

zwatelen

betekenis & definitie

zwatelen - Werkwoord
1. (inerg) een lispelend, ruisend geluid maken
De bladeren zwatelden in de avondbries.
2. (inerg) zinloos doorpraten, nietszeggende woorden spreken
En die man zwatelde nog een uur over ik weet niet wat.

Woordherkomst
(freqtt) zwetsen met het achtervoegsel -el