zwak - Bijvoeglijk naamwoord
1. tekortkomend in kracht of vaardigheid
2. taalk. (Germaanse werkwoorden) een verleden tijd vormend met een dentaal achtervoegsel
♢ Reizen-reisde-gereisd is een zwak werkwoord, rijzen-rees-gerezen een sterk''.
3. taalk. (Germaanse naamwoorden) een stelsel buigingsuitgangen vertonend die op -n gebaseerd zijn
♢ Des hertogen is een zwakke genitief, des konings een sterke.
zwak - Zelfstandignaamwoord
1. een zwakke plek, neiging tot
♢ Hij heeft een zwak voor snelle auto's.
Woordherkomst
afkomstig van:
Middelnederlands: zwac
Antoniemen
sterk
Gepubliceerd op 30-10-2017
zwak
betekenis & definitie