zool - Zelfstandignaamwoord
1. onderkant van de voet
2. onderkant van schoeisel of kous
3. (gereedschap) de vlakke onderzijde van een schaaf, strijkijzer etc.
zool - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zolen
♢ Ik zool
2. gebiedende wijs van zolen
♢ zool!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zolen
♢ zool je?
Synoniemen
[1] voetzool
[1,2,3] loopvlak
Antoniemen
[2] voetbed
Verwante begrippen
[1] hiel, teen, voet, wreef, [2] hak, ijzer, profiel, schoen, [3] beitel, blok, handgreep, keg
Gepubliceerd op 30-10-2017
zool
betekenis & definitie