zondig - Bijvoeglijk naamwoord
1. (religie) goddelijke voorschriften of verboden schendend
♢ Mensen zijn uiterst zondige wezens.
zondig - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zondigen
♢ Ik zondig
2. gebiedende wijs van zondigen
♢ zondig!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zondigen
♢ zondig je?
Woordherkomst
afgeleid van zonde met het achtervoegsel -ig
Antoniemen
onzondig
Gepubliceerd op 30-10-2017
zondig
betekenis & definitie