zolder - Zelfstandignaamwoord
1. (bouwkunde) een houten vloer over een balklaag
2. (bouwkunde) de ruimte tussen de bovenste vloer en de onderste kapspanten, plaats om goederen op te slaan
3. ruimte onder een (schuin) dak
♢ Haal jij die dozen even van de zolder?
zolder - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zolderen
♢ Ik zolder
2. gebiedende wijs van zolderen
♢ zolder!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zolderen
♢ zolder je?
Woordherkomst
[1] leenwoord met als ontwikkelingsweg:
Middelnederlands: solder, solre, soller «plat dak, terras, zolder»
:Latijns: solarium «plat dak (waarop de zon valt)»
Gepubliceerd op 30-10-2017
zolder
betekenis & definitie