zien - Werkwoord
1. (ov) waarnemen met het oog
♢ Ik kan die afbeelding van zo'n afstand niet goed zien.
2. (inerg) het vermogen hebben om met het oog waar te nemen
♢ Hij was dolblij dat hij na het ernstige ongeluk toch nog kon zien.
3. (inerg) een bepaald gezicht trekken, eruitzien als, de indruk geven van
♢ Hij zag erg boos.
4. (refl) (auxl) zich + volt. deelwoord + ~: maakt een wederkerende constructie
♢ De stad zag zich overspoeld met enthousiaste aanhangers van beide clubs.
Woordherkomst
afkomstig van:
Middelnederlands: sien
Oudernederlands: sian
Germaans: *sehwanan
Indo-Europees: *sekʷ-
Verwante begrippen
kijken, waarnemen
Gepubliceerd op 30-10-2017
zien
betekenis & definitie