ziegezagen - Werkwoord
1. (inerg) lallen, tot vervelens toe lelijk zingen
♢ Stemmengeraas uit schor-rauwe kelen raspte door 't herbergske en in een hoek ziegezaagde een metser, nog drie kwart tut van gisteren, een dom zeever-vooiske, dat z'in al de danszalen afgedraaid hadden, met de laatste kermis.<ref>blz 70. Vlaanderen, volume 5 1907<br>"Maandag vieren" F. Verschoren</ref>
Gepubliceerd op 30-10-2017
ziegezagen
betekenis & definitie