zeil - Zelfstandignaamwoord
1. (scheepvaart) doek dat in een mast gehesen is met als doel wind te vangen
2. het geheel van alle zeilen van een schip
3. vloerbedekking met een onderlaag van weefsel (jute) en een harde kunststof bovenlaag (b.v. linoleum)
4. doek voor diverse doeleinden (afdekken)
5. schip (alleen in de uitdrukking: een vloot van x zeilen)
zeil - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeilen
♢ Ik zeil
2. gebiedende wijs van zeilen
♢ zeil!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeilen
♢ zeil je?
Zie ook
zijl
Gepubliceerd op 30-10-2017
zeil
betekenis & definitie