zeel - Zelfstandignaamwoord
1. sterke brede band waarmee men iets voorttrekt of vastbindt. Arch. (1811)
♢ Verheugen zich, datze de handt aen het zeel mogen slaen.'' - Vondel.
Woordherkomst
>Middelnederlands zeel >Germaans *sailo-, een -l- afleiding van een proto-Indo-Europese wortel *si, *sai -«binden», vgl lav: sinu, Oudgrieks :ἱμάς -«riem»
Gepubliceerd op 30-10-2017
zeel
betekenis & definitie