zeek - Zelfstandignaamwoord
1. vloeibare ontlasting
♢ De zeek of pis van menschen en dieren heeft, zoo als men weet, eene zeer groote aengelegenheid in de landelyke opbrengst.<ref>blz 184 Beknopte verhandeling over de landbouw-werktuigen<br>Max. le Docte <br>Brussel 1852</ref>
2. (informeel) het zeewater
♢ En nu hebben wij zelf twee garnalenboten die altijd stuk zijn en wordt de zeek leeggevist door Guyanezen.
zeek - Werkwoord
1. enkelvoud verleden tijd van zeiken
♢Ik zeek
♢Jij zeek
♢Hij, zij, het zeek
zeek - Werkwoord
1. onpersoonlijke verleden tijd van zeiken
Synoniemen
[1] pis
[2] plomp, nat
Verwante begrippen
zeikte, zeikte
Gepubliceerd op 30-10-2017
zeek
betekenis & definitie