wenden - Werkwoord
1. (ov) een andere richting inslaan
2. ergatief (scheepvaart) van koers veranderen, bij zeilen vooral ook "door de wind gaan": "overstag gaan" of "gijpen"
♢ Klaar om te wenden? Ree!
3. (refl) zich ~ tot: een persoon of instelling aanspreken
♢ Hij wendde zich tot de bisschop.
wenden - Werkwoord
1. meervoud verleden tijd van wennen
♢Wij wenden
♢Jullie wenden
♢Zij wenden
Woordherkomst
van het Middelnederlandse woord wenden; woorden als wandelen en winden hebben een verwante herkomst
Uitdrukkingen en gezegden
♦ num=1
zich niet kunnen wenden of keren|met teveel mensen in een ruimte zijn zodat men zich niet kan bewegen
♦ num=1
hoe je het ook wendt of keert|wat je ook probeert, je kunt het niet veranderen
Verwante begrippen
[1] afslaan, bijdraaien, draaien, keren, omdraaien, opzijgaan, [2] afvallen, bijdraaien, gijpen, koerswijzigen, oploeven, overstag,, [3] aanklampen, aanspreken
Gepubliceerd op 31-10-2017
wenden
betekenis & definitie