Gepubliceerd op 31-10-2017

weekeind

betekenis & definitie

weekeind - Zelfstandignaamwoord
1. (tijdrekening) periode van vrijdagavond tot en met zondagnacht

weekeind - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weekeinden
♢ Ik weekeind
2. gebiedende wijs van weekeinden
weekeind!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weekeinden
weekeind je?

Woordherkomst
samenstelling van week en eind