wapenen - Werkwoord
1. (ov) voor de strijd uitrusten
♢ zij wapenden de soldaten met geweren
2. (ov) uitrusten met iets, versterken
♢ zij wapenden het beton met veel ijzer
♢ Het boek wapent de lezer met de benodigde vaardigheden en kennis.
3. (refl) zich ~ met: zich van bescherming of wapens voorzien
♢ Ze wapenen zich met wat ze mee kunnen brengen, van stokken tot pistolen, jachtgeweren tot kalasjnikovs.
4. (refl) zich ~ tegen: zich versterken ter bescherming tegen aanvallen, zich voorbereiden op aanvallen
♢ De democratische rechtsstaat zal zich dienen te wapenen tegen ondermijning van zijn fundamentele waarden.
wapenen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wapen
Woordherkomst
Afgeleid van wapen.
Gepubliceerd op 31-10-2017
wapenen
betekenis & definitie