Gepubliceerd op 31-10-2017

vuiligheid

betekenis & definitie

vuiligheid - Zelfstandignaamwoord
1. dat wat vuil is
Wat een vuiligheid was er in dat huis!
2. poep.
Kun jij die vuiligheid even verwijderen?
3. een vuile, gemene uiting
Waarom zegt die man zoveel vuiligheden over mensen?
4. een gemene streek

Woordherkomst
Afgeleid van vuil met het achtervoegsel -ig en met het achtervoegsel -heid.