vlok - Zelfstandignaamwoord
1. een samenhangend hoopje van sneeuw of andere lichte stof
♢ Het sneeuwde met vele vlokken tegelijk.
vlok - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vlokken
♢ Ik vlok
2. gebiedende wijs van vlokken
♢ vlok!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vlokken
♢ vlok je?
Woordherkomst
Uit het Middelnederlands vloc en vlocke, uit het Middelnederduits vlocke, uit het Germaans.
Antoniemen
blok
Verwante begrippen
nop, pluis, dot, korrel
Gepubliceerd op 31-10-2017
vlok
betekenis & definitie