verkocht - Werkwoord
1. enkelvoud verleden tijd van verkopen
♢Ik verkocht
♢Jij verkocht
♢Hij, zij, het verkocht
verkocht - Deelwoord
1. voltooid deelwoord van verkopen
1. vormt de lijdende vorm
♢ De auto wordt verkocht.
2. vormt de voltooide tijden
♢ Ik heb de auto nog niet verkocht.
3. vormt een ergatieve constructie met het hulpwoord raken
♢ Het huis raakte maar niet verkocht.
4. attributief gebruikt
♢ De verkochte auto werd die middag opgehaald.
5. partitief gebruikt
♢ In gedecoreerden (ik bedoel naruurlijk zij die hun decoratiën dragen) is iets verkochts en iets dierlijks.
6. bijwoordelijk gebruikt
♢ Verkocht en verraden, restte hem weinig anders dan zich in zijn lot te berusten.
Gepubliceerd op 31-10-2017
verkocht
betekenis & definitie