veil - Zelfstandignaamwoord
1. (plantkunde) Hedera helix klimop
♢ Een vloer van donzig mos; de doorgang wild gesierd<br>Met geitenblad; het veil, dat aan de wanden zwiert,
veil - Bijvoeglijk naamwoord
1. (verouderd) te koop, beschikbaar tegen geld
♢ Zij was een veile deern.|Ze was een hoer.
2. boosaardig, gemeen (eigenlijk: vijl)
veil - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veilen
♢ Ik veil
2. gebiedende wijs van veilen
♢ veil!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veilen
♢ veil je?
Uitdrukkingen en gezegden
♦ Iets veil hebben.
Iets te koop hebben.
Zie ook
vijl
Gepubliceerd op 31-10-2017
veil
betekenis & definitie