vastgreep - Werkwoord
1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van vastgrijpen
♢... dat ik vastgreep
♢... dat jij vastgreep
♢... dat hij, zij, het vastgreep
vastgreep - Werkwoord
1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van zich refl=1
♢... dat ik me vastgreep
♢... dat jij je vastgreep
♢... dat hij, zij, het zich vastgreep
Gepubliceerd op 31-10-2017
vastgreep
betekenis & definitie