uitzetten - Werkwoord
1. ergatief (natuurkunde) in volume toenemen
♢ Bij verhitting zetten de meeste materialen uit.
2. (ov) iemand dwingen een gebied of gebouw te verlaten
♢ Hij werd zonder pardon de zaal uitgezet.
3. (ov) het uitschakelen van een elektrisch toestel
♢ Ik heb het theelichtje uitgezet.
uitzetten - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord uitzet
Woordherkomst
samenstelling van uit(bijwoord) en zetten(werkwoord)
Synoniemen
[3] afschakelen, uitschakelen
Antoniemen
[1] krimpen
[3] aanzetten, inschakelen
Gepubliceerd op 31-10-2017
uitzetten
betekenis & definitie