uitwijken - Werkwoord
1. ergatief van richting veranderen om een obstakel te vermijden
♢ De automobilist was plotseling uitgeweken om een botsing met een overstekende ree te vermijden.
2. ergatief naar een ander land vluchten, veelal om politieke redenen
♢ Zij waren naar het buurland uitgeweken.
3. (in België) emigreren; ook verhuizen naar een ander landsgedeelte in België
Woordherkomst
samenstelling van uit(bijwoord) en wijken(werkwoord)
Synoniemen
[1] opzijgaan
Gepubliceerd op 31-10-2017
uitwijken
betekenis & definitie