uitvoer - Zelfstandignaamwoord
1. (economie) de verkoop van goederen aan het buitenland
♢ De uitvoer van Duitse goederen was door de lage euro flink gestegen.
2. het verwerkelijken van iets
♢ Daarmee was het overbodig geworden het plan ten uitvoer te brengen.
3. (informatica) naar buiten gebrachte informatie vanuit een applicatie
♢ De uitvoer is in drie exportformaten (PDF, Excel en ASCII) beschikbaar.
4. (techniek) een leiding die een vloeistof of gas naar buiten leidt
♢ De uitvoer van het afwaswater zat verstopt, wat tot een kleine overstroming leidde.
uitvoer - Werkwoord
1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvoeren
♢... dat ik uitvoer
uitvoer - Werkwoord
1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitvaren
♢... dat ik uitvoer
♢... dat jij uitvoer
♢... dat hij, zij, het uitvoer
Uitdrukkingen en gezegden
♦ num=2
het vonnis ten uitvoer leggen|
Synoniemen
[1]: export
Antoniemen
[1, 3, 4]: invoer
Verwante begrippen
uitvoeren
Gepubliceerd op 31-10-2017
uitvoer
betekenis & definitie