uittreden - Werkwoord
1. ergatief een -met name religieuze- gemeenschap voorgoed verlaten
♢ Hij is enige tijd geleden uit dat klooster uitgetreden.
2. ergatief niet langer deelnemen aan een vennootschap
♢ Nee, mijn andere vennoot trad al enige tijd geleden uit.
3. ergatief zich terugtrekken uit de arbeidsmarkt
♢ Hij is vervroegd uitgetreden en geniet van zijn pensioen.
4. ergatief met de geest het lichaam tijdelijk verlaten
♢ Je denkt wel dat dat een droom was, maar was je niet uitgetreden?
Woordherkomst
samenstelling van uit(bijwoord) en treden(werkwoord)
Gepubliceerd op 31-10-2017
uittreden
betekenis & definitie