uitslaan - Werkwoord
1. (ov) door slaan iets eruit- of wegkrijgen
♢ De bal werd uitgeslagen.
2. (ov) uiting geven, uiten
♢ De taal die hij uitsloeg was allerverschikkelijkst.
3. ergatief een wijzer of meter die een afwijkende beweging maakt.
♢ De wijzer was plotseling uitgeslagen.
4. naar buiten gaan
5. het iemand ontnemen van een bepaalde verantwoordelijkheid
6. ergatief bedekt raken met een laag aanslag
♢ De muur was helemaal groen uitgeslagen.
Woordherkomst
samenstelling van uit(bijwoord) en slaan(werkwoord)
Gepubliceerd op 31-10-2017
uitslaan
betekenis & definitie