uitpraten - Werkwoord
1. niets meer te vertellen hebben
♢ Na uren zijn we nog niet uitgepraat.
♢ Hij raakte niet uitgepraat over zijn hobby.
2. zonder onderbreking een verhaal afmaken
♢ Laat u me even uitpraten?
3. iets bespreken tot er een conclusie getrokken wordt
♢ We hebben het probleem uitgepraat.
Woordherkomst
samenstelling van uit(bijwoord) en praten(werkwoord)
Synoniemen
[3] bijleggen
Gepubliceerd op 01-11-2017
uitpraten
betekenis & definitie