Werkwoord
uitparkeert
1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitparkeren
... dat jij uitparkeert.
2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitparkeren
... dat hij uitparkeert.
Gepubliceerd op 30-10-2020
uitparkeert
betekenis & definitie