uithalen - Werkwoord
1. (ov) (iets ~) een opmerkelijke daad plegen
♢ Hij heeft weer flink kattenkwaad uitgehaald.
2. (ov) (iets ~) een brei- of haakwerkje ontdoen
♢ Ik heb een stuk weer uitgehaald omdat ik een steek had laten vallen.
3. (inerg) (~ naar) een slag doen, al of niet overdrachtelijk
♢ De dominee van de kandidaat haalde flink naar zijn eigen kerkgenoot uit.
Woordherkomst
samenstelling van uit(bijwoord) en halen(werkwoord)
Gepubliceerd op 01-11-2017
uithalen
betekenis & definitie