uitdraaien - Werkwoord
1. ~ op: uiteindelijk als resultaat hebben
♢ De werknemersorganisatie is bang dat de reorganisatie uitdraait op een massaontslag.
♢ Het zal wel op een teleurstelling uitdraaien.
2. (ov) door draaien iets ergens uit halen
♢ Voorzichtig draaide hij de ontsteking uit de bom.
3. ergatief stoppen met draaien
♢ Wacht even tot de machine helemaal is uitgedraaid.
4. (ov) door draaien aan een schakelaar uitdoen
♢ Heb ik het gas nou wel uitgedraaid?
5. (ov) met een printer afdrukken op papier
♢ Ik kon het document niet uitdraaien.
uitdraaien - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord uitdraai
Woordherkomst
samenstelling van uit en draaien
Gepubliceerd op 01-11-2017
uitdraaien
betekenis & definitie