uitdijen - Werkwoord
1. ergatief meer of groter worden, toenemen
♢ De beverstand zal de komende jaren verder uitdijen door projecten die de rivieren en beken meer ruimte geven.
2. ergatief in omvang toenemen, aangroeien
♢ Einstein ging ook uit van een statisch heelal, maar uit zijn algemene relativiteitstheorie bleek onomstotelijk dat het heelal moest uitdijen of ineenstorten.
3. ergatief dikker worden, opzwellen
♢ Laat het licht langzaam uitdijen zodat het je hele kamer vult.
4. (refl) zich ~ in omvang toenemen
♢ Het tekort op de begroting heeft zich alsmaar uitgedijd.
Woordherkomst
samenstelling van uit(bijwoord) en dijen(werkwoord)
Synoniemen
[1] groeien, toenemen
[2] aangroeien, aanwassen, expanderen, uitdeinen, uitgroeien, zich uitzetten, vergroten
[3] opzetten, opzwellen, zwellen
Antoniemen
[1] krimpen
[2] verschrompelen
[3] inkrimpen, slinken
Verwante begrippen
[1] rijzen, vermeerderen, [2] verruimen, verwijden, [3] uitbreiden
Gepubliceerd op 01-11-2017
uitdijen
betekenis & definitie