Gepubliceerd op 01-11-2017

uitbraken

betekenis & definitie

uitbraken - Werkwoord
1. (ov) brakend uitspuwen
2. (ov) (pejoratief) uiten

uitbraken - Werkwoord
1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitbreken
♢... dat wij uitbraken
♢... dat jullie uitbraken
♢... dat zij uitbraken

uitbraken - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord uitbraak

Woordherkomst
samenstelling van uit en braken

Verwante begrippen
kotsen, overgeven