uitbraak - Zelfstandignaamwoord
1. het plotseling stijgen van een koers op de aandelenmarkt
♢
2. het plotseling optreden van een besmettelijke ziekte
♢ De uitbraak van Ebola heeft veel levens geëist.
3. uitbarsting van een vulkaan
4. vlucht, ontsnapping
♢ Ivan Perisic dompelde Spanje in rouw vlak voor tijd, nadat hij doelman David De Gea in de korte hoek versloeg na een snelle uitbraak vlak voor tijd.
uitbraak - Werkwoord
1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbraken
♢... dat ik uitbraak
Gepubliceerd op 01-11-2017
uitbraak
betekenis & definitie