tuttig - Bijvoeglijk naamwoord
1. stijf, niet de mode volgend vooral betrekking hebbend op vrouwen
♢ Het tuttige meisje bleek heel erg goed te kunnen leren. Al dat modieuze gedoe kon haar gewoon niet boeien.
Woordherkomst
afgeleid van tut met het achtervoegsel -ig
Synoniemen
trutterig, harkerig
Gepubliceerd op 01-11-2017
tuttig
betekenis & definitie