trouwen - Werkwoord
1. ergatief het aangaan van een officiële verplichting tussen twee personen om voor elkaar te zorgen
♢ Op 3 juli ga ik trouwen met mijn vriendin.
2. (ov) twee personen in de echt verbinden
♢ Dat is de dominee die ons getrouwd heeft.
trouwen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord trouw
Woordherkomst
afgeleid van trouw met het achtervoegsel -en
Gepubliceerd op 01-11-2017
trouwen
betekenis & definitie