trouweloos - Bijvoeglijk naamwoord
1. zonder trouw
♢ De trouweloze echtgenoot had zijn vrouw al vele malen bedrogen.
♢ De trouweloze ridder was een verrader van zijn meester.
Woordherkomst
afgeleid van trouw met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e-
Synoniemen
verradelijk, ontrouw, vals, gemeen
Gepubliceerd op 01-11-2017
trouweloos
betekenis & definitie