Zelfstandig Naamwoord
tinnegieter m
1. (beroep) iemand die voorwerpen maakt door het metaal tin te smelten en in vormen te laten stollen en daarna af te werken
▸ De zelfstandige ondernemer uit Belgrado – oorspronkelijk werkzaam als tinnegieter – adverteert met zijn nummerborden in lokale kranten.[3]
2. (figuurlijk) (politiek) (pejoratief) iemand die zich met veel gedrevenheid maar weinig kennis en ervaring op een bepaald vakgebied actief is
▸ Hij fulmineerde over „alle intellectuelen, half- en namaakintellectuelen, geleerden, pseudo-geleerden, journalisten, columnisten, politici, volksmenners, partij-ideologen en wijsgerige tinnegieters” die van mening waren dat de nationale identiteit versterkt kon worden door meer aandacht te besteden aan de vaderlandse geschiedenis.[4]
Woordherkomst
[1] van Middelnederlands tinnegieter, aangetroffen vanaf 1397; op te vatten als samenstellende afleiding van tin zn en giet ww met het invoegsel -e- en met het achtervoegsel -er [1] [2]
[2] een verwijzing naar het toneelstuk De staatkundige Tingieter, een vertaling in 1766 van het blijspel Den Politiske Kandestøber uit 1722, geschreven door 18e eeuwse Deense toneelschrijver L. Holberg , over een ambachtsman die in de politiek gaat beunhazen; aanvankelijk werd vaak gesproekn van "politieke tinnegieter"; vergelijk in het Duits Kannegießer "politieke beunhaas" naast Kannengießer "ambachtsman"
Synoniemen
[2] beunhaas
Gepubliceerd op 19-10-2020
tinnegieter
betekenis & definitie