Gepubliceerd op 01-11-2017

tieren

betekenis & definitie

tieren - Werkwoord
1. (inerg) luidkeels woede uiten, woedend betogen, tekeergaan
Hij liep te tieren en te schelden, maar het maakte allemaal niets uit.
2. welig ~: uitbundig groeien, gedijen
Het onkruid tiert weer welig in de tuin.

Woordherkomst
Sinds 1350 in beide betekenissen bekend. Mogelijk van (S) "tiere": soort, geaardheid.