tegenover - Voorzetsel
1. aan de overzijde van
♢ Tegenover de supermarkt staat een bankgebouw.
tegenover - Bijwoord
1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord (tegenoverstellen)
♢ Hij stelde daar wel iets tegenover.
2. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
♢ Het bankgebouw staat er schuin tegenover.
Woordherkomst
samenstelling van tegen(bijwoord) en over (voorzetsel)
Verwante begrippen
aan de overkant van, versus
Gepubliceerd op 01-11-2017
tegenover
betekenis & definitie